Voedselonzekerheid in de grote stad
Zijn onderzoek ligt op het snijvlak van duurzaamheid, socioeconomics en politiek. Universitair docent Filippo Oncini van de School of Business and Economics onderzoekt liefdadigheidsinstellingen op het gebied van voedselhulp en ontwikkelt praktische instrumenten voor het bestuderen van stedelijke armoede en voedselbanken. Hij ontving een ERC-beurs om etnografisch onderzoek te doen in Palermo, Kyoto en Rotterdam.
Voor zijn promotieonderzoek onderzocht Filippo Oncini voedselongelijkheid in Italië, in het bijzonder de manier waarop gezinnen voedsel verkrijgen en consumeren in relatie tot hun sociale klasse. "Ik onderzocht de rol van schoolmaaltijden in het verbeteren van eetgewoonten van kinderen, maar ook hoe hun sociale afkomst van invloed is op hun kennis van en relatie met voedsel.” Hij deed veldwerk op een school in een achterstandswijk van Palermo, Sicilië. "Ik realiseerde me dat dit voor veel kinderen hun enige echte maaltijd van de dag was. Dus besloot ik me te concentreren op stedelijke armoede, maar nog steeds met voedsel als centraal thema.”
Meer armoede, meer voedselbanken
Oncini ontving een Marie Curie Fellowship en verhuisde naar Manchester om te bestuderen welke impact de toegang tot voedselhulp heeft op het leven van stedelijke armen. Het Verenigd Koninkrijk, zegt hij, kent een van de meest geavanceerde systemen van voedselhulp, waarbij voedseldonaties worden gecombineerd met de herverdeling van voedseloverschotten. “De Trussell Trust bijvoorbeeld ontwikkelde het eerste netwerk van voedselbanken en werd ongelooflijk succesvol. Het is een traditioneel model waarbij particulieren voedsel doneren.”
In 2006 deelde de Trussell Trust minder dan 3000 noodvoedselpakketten uit; vorig jaar waren dat er meer dan 3,1 miljoen. Deze dramatische stijging is niet alleen het gevolg van tien jaar bezuinigingspolitiek, maar laat ook zien hoe belangrijk duurzaamheid is geworden. “Twintig jaar geleden kochten en doneerden mensen vooral nieuw voedsel,” legt Oncini uit. “Sindsdien is er een ontwikkeling geweest richting het inzamelen van voedselafval. Dat wordt teruggevoerd in het systeem, waardoor een duurzamer model van voedselvoorziening ontstaat.”
Van Manchester naar Kyoto
Oncini kreeg vervolgens een beurs van de Japan Society for the Promotion of Science (JSPS) voor een vergelijkend onderzoek naar charitatieve voedselvoorzieningssystemen in het Verenigd Koninkrijk en Japan. Hoewel er overeenkomsten zijn, zijn er bij het Japanse systeem meer niet-institutionele partijen betrokken. Veel kleine, onafhankelijke groepen distribueren maandelijks bentoboxen of voedselpakketten, vaak zonder dat de voedselveiligheidsvoorschriften van de overheid eraan te pas komen. “Deze grassroots-initiatieven worden meestal gerund door lokale gemeenschappen of buurtverenigingen; het is een gedecentraliseerde aanpak van voedselonzekerheid.”
Een ander kenmerk van het Japanse systeem is de prominente rol van kodomo shokudou of kindercafetaria's. Deze waren aanvankelijk bedoeld als veilige plekken voor kinderen, maar spelen nu ook een rol in de aanpak van voedselonzekerheid. “Ze delen daar nu bentoboxen en voedselpakketten uit om gezinnen in nood te ondersteunen.”
Japan staat voor specifieke uitdagingen op dit gebied. “Armoede blijft een taboe en wordt vaak alleen binnenskamers besproken,” legt Oncini uit. De sector drijft op buurtverenigingen die discreet opereren. Dit helpt om de schaamte voor het ontvangen van liefdadigheid te verminderen, terwijl het de gemeenschap ook niet direct wordt geconfronteerd met de harde waarheid.
Omdat de voedselonzekerheid blijft toenemen, zijn veel Japanners nu afhankelijk van meerdere voedselverstrekkers om in hun basisbehoeften te voorzien. “Je krijgt maar een bepaalde hoeveelheid voedsel per keer, dus mensen plannen hun leven rond de schema's van verschillende liefdadigheidsinstellingen. Dat veroorzaakt veel stress en vermoeidheid.”

Geen win-win
Minder voedselverspilling en tegelijkertijd de hongerigen voeden: het lijkt een win-winsituatie. “Maar je lost geen van beide problemen op,” zegt Oncini. “Het is een buffer tegen honger, niet tegen voedselonzekerheid. En overproductie wordt er ook niet mee ontmoedigd.” Volgens hem is het een discutabel idee dat je de problemen tegen elkaar kunt wegstrepen.
Bovendien tast de verschuiving van geld naar voedselhulp de autonomie van mensen aan, omdat ze minder vrij zijn in hoe ze hun tijd besteden en welk voedsel ze kiezen. Dat de voedselverstrekking door liefdadigheidsinstellingen toeneemt terwijl de staat bezuinigt op de sociale zekerheid, komt de politiek goed uit. “Regeringen besparen geld en bedrijven kunnen zichzelf als duurzaam en maatschappelijk verantwoord presenteren. Maar uiteindelijk houd je juist het systeem in stand dat armoede veroorzaakt.” De herverdeling van voedseloverschotten framen als een maatschappelijk verantwoorde oplossing maskeert de onderliggende problemen van structurele ongelijkheid en overproductie.
Systemen vergelijken
Oncini zal de ERC-beurs gebruiken om een theoretisch en methodologisch kader te ontwikkelen, dat kwantitatieve en kwalitatieve methoden combineert en in verschillende landen kan worden toegepast. Het doel is om instrumenten te creëren waarmee je beter kunt begrijpen hoe voedselhulp door liefdadigheidsinstellingen zo belangrijk is geworden in veel landen met een hoog of middeninkomen. Tegelijkertijd zal hij onderzoeken wat de impact van voedselhulp is op de overlevingsstrategieën van degenen die ervan afhankelijk zijn.
Een belangrijk onderdeel van het project is event sequence analysis, een methode die wordt gebruikt door verschillende onderzoekers van het Maastricht Sustainability Institute, waar ook Oncini werkzaam is. “Deze benadering abstraheert de rollen van actoren en gebeurtenissen tot een niveau dat zinvolle vergelijkingen tussen verschillende contexten mogelijk maakt. Het biedt een gemeenschappelijke taal en gedeelde categorieën voor het bestuderen van systemen in verschillende landen.”

Armoede begrijpen
Oncini hoopt dat er meer wetenschappelijke aandacht komt voor charitatieve voedselhulp. “We moeten het systeem veerkrachtiger maken en beter bestand tegen schokken,” zegt hij. Hij verzet zich ook tegen al te simpele voorstellingen van armoede, die hij “ongelooflijk frustrerend” vindt.
“Het is van fundamenteel belang om statistieken over armoede te kennen, maar het is niet genoeg,” zegt hij. “Interactie met de mensen die erdoor getroffen worden is iets heel anders. Je gaat begrijpen welke immense last ze moeten dragen en hoezeer ze eronder lijden. Mijn onderzoek zal het probleem niet oplossen, maar ik hoop dat het bijdraagt aan een beter begrip van de situatie.”
Tekst Florian Raith
Fotografie Sem Shayne
Lees ook
-
Onderzoeksinstituut METRO stopt op 1 mei 2025
Na meer dan 30 jaar succesvol Europees, vergelijkend en internationaal onderzoek te hebben gestimuleerd aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, stopt Maastrichts Europees instituut voor Transnationaal Rechtswetenschappelijk Onderzoek (METRO) op 1 mei 2025 met zijn activiteiten.
-
Alumna Angela Stoof: De zachte kracht van perspectief
Angela Stoof brengt hoop en menselijkheid in vaste systemen, met psychologie, spiritualiteit en verhalen als basis voor betekenisvolle verandering.
-
Universiteiten presenteren zelfregieplan internationale instroom studenten
Op woensdag 16 april presenteren de Nederlandse universiteiten hun gezamenlijke zelfregieplan op het gebied van internationalisering.