Kan het Limburgs overleven en zelfs floreren?
De Limburgse dialecten worden nog steeds veel gesproken, maar ook bedreigd door demografische en sociaal-culturele ontwikkelingen. Leonie Cornips en Esther van Loo vertellen waarom dialecten belangrijk zijn, of kinderen meer dan één taal aankunnen, waarom de klok tikt voor het Limburgs, en hoe het concept voor tweetalige dagopvang Zjuulke misschien het antwoord heeft.
Enne? Limburgs is de term voor een verzameling dialecten die, ondanks hun diversiteit, veel gemeenschappelijke kenmerken hebben. Hoewel de focus hier natuurlijk ligt op de Nederlandse provincie Limburg, wordt de regionale taal ook gesproken in – niet geheel verrassend – Belgisch Limburg en – wellicht iets meer verrassend – delen van Duitsland en Wallonië. Zoals altijd is er een dialectcontinuüm; bovendien is de scherpe scheidslijn tussen een taal en een dialect enigszins arbitrair en heeft deze een sterke politieke lading.
Wat is Limburgs precies? En wie bepaalt dat?
In het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden, dat door de Nederlandse regering is ondertekend en geratificeerd, wordt het Limburgs erkend in deel II. Het Fries wordt erkend in deel III. Dit lijkt misschien een weinig opwindende, technische kwestie, maar erkenning in deel III heeft serieuze gevolgen wanneer het gaat om financiële steun en rechten. Op bijvoorbeeld het gebied van bestuur, rechtspraak, onderwijs of media worden zulke minderheidstalen gelijkgesteld aan de officiële taal van een land.
“Met ongeveer 800.000 sprekers is het Limburgs een van de grotere minderheidstalen in Europa,” zegt Leonie Cornips, bijzonder hoogleraar Taalcultuur in Limburg aan de FASoS. De provincie Limburg probeert vanaf 2030 een deel III-erkenning te krijgen. Samen met haar collega Hans Schmeets voerde Cornips een nationaal onderzoek uit naar meertaligheid. “Het Limburgs is de dominante taal in 48 procent van de meertalige huishoudens in Limburg; dat is een veel hoger percentage dan bij andere minderheidstalen in Nederland.” Dat klinkt misschien alsof de taal in blakende gezondheid verkeert, maar er verschijnen donkere wolken aan de horizon.
Waarom spreken steeds minder kinderen Limburgs?
“Sinds de officiële erkenning in 1997 is het, ondanks een brede consensus over het belang van het Limburgs en veel bottom-up-initiatieven, niet gelukt om een solide infrastructuur te ontwikkelen om de taal te promoten,” legt Cornips uit. “Je ziet ook dat jongeren thuis geen Limburgs meer spreken, hoewel ze het meestal perfect verstaan. Van de jongsten onder hen spreekt slechts 10 tot 15 procent Limburgs met hun Limburgstalige ouders.”
Uit recent onderzoek van Cornips blijkt dat er bij kinderen die naar de kinderopvang gaan slechts 25 procent intergenerationele overdracht is. Dat betekent dat het kind dat van huis uit Limburgs spreekt van een kinderdagverblijf Nederlandssprekend terugkeert naar zijn of haar Limburgs sprekende ouders. Ze herleidt de recente ontwikkeling tot de normalisering van tweeverdienershuishoudens en de daaruit voortvloeiende noodzaak om kinderen vanaf nuljarige leeftijd naar de kinderopvang te laten gaan, dat wil zeggen voordat ze een grammaticale basis in het dialect hebben verworven.
Kun je meer dan één moedertaal hebben?
“Er was ook een grote terugval in de jaren '60, toen sociale mobiliteit steeds belangrijker werd, en er het idee heerste dat dialect spreken dat zou beperken,” zegt Cornips. Er werd lange tijd gedacht dat het kennen van een andere taal dan het Nederlands nadelig was voor het beheersen van het Nederlands, en dus nadelig voor de nationale verbondenheid. “Door meer taalkundig onderzoek naar meertalige gezinnen is aangetoond dat dat een mythe is. Kinderen zijn prima in staat om twee of drie thuistalen te verwerven.”
Het frustrerende is dat de wetenschappelijke consensus van zeker de laatste dertig jaar nog steeds niet helemaal is omarmd; de angst dat een dialect het Nederlands zou kunnen beïnvloeden is nog alom aanwezig. “Dat idee leeft nog steeds in kinderdagverblijven en, nog belangrijker, ook binnen de GGD [die de kinderopvang reguleert],” zegt taaldocent Esther van Loo, die campagne voert voor het Limburgs. “Er heerst nog steeds het idee dat meertaligheid – met uitzondering van het Engels – nadelig is voor taalverwerving.”
Word je gediscrimineerd vanwege een bepaald accent?
Wat betreft sociale en geografische mobiliteit is het echte probleem echter niet taalkundig, maar sociocultureel. Hoewel het dialect in Limburg in alle sociaaleconomische lagen wordt gesproken en geaccepteerd, sta je met een accent – dat wil zeggen Standaardnederlands dat wordt uitgesproken op een manier die de regionale afkomst verraadt – in de rest van het land meteen op een achterstand.
Cornips, een Limburger die geen dialect spreekt, herinnert zich hoe “tijdens mijn eerste les aan de Universiteit van Amsterdam de docent zei dat ik op deze manier geen Nederlands kon onderwijzen en dat ik naar een logopedist moest. Hij stuurde me de klas uit.” In het tweede jaar van haar studie werkte ze voor een grote bank in Amsterdam en werd achter de balie vandaan gehaald, omdat haar accent te storend werd gevonden voor klanten.
“Je uitspraak is anders dan die van de dominante meerderheid. Het is hetzelfde probleem als met Antilliaanse accenten. (Het Papiamento, een creooltaal gebaseerd op het Portugees, wordt erkend onder deel III van het bovengenoemde handvest). Het maakt niet uit hoe foutloos en welbespraakt je bent in het Nederlands – je klinkt anders,” zegt Esther van Loo. Ze kent ook veel gevallen waarin een regionaal accent een belemmering vormde om carrière te maken. “Het stigma blijft bestaan; mijn dochters in de Randstad vertellen dezelfde verhalen. Als spreker met een niet-Randstedelijk accent krijg je voortdurend vragen over je achtergrond. Veel Limburgse studenten proberen hun accent te verbergen als ze eenmaal daar wonen.”
Hoe het Fries van jongs af aan wordt bijgebracht
“Het taalbeleid in kinderdagverblijven is hier een beetje in de vergetelheid geraakt,” zegt Van Loo. Dus hoewel dialect niet werd verboden, werd Nederlands de overheersende standaardtaal. “Kinderen pikken op wat de dominante taal is en richten zich daar gewoon op.” Vóór de trend naar dagopvang was Limburgs de taal van thuis en Nederlands die van het onderwijs. “In een-op-een-situaties wordt er nog steeds Limburgs gesproken, omdat bijna alle opvoeders het dialect spreken, maar in een onderwijscontext is het altijd Nederlands. Dit versterkt het idee dat het Limburgs van ondergeschikt belang is.”
Daarom richtte Van Loo Zjuulke op, een concept voor tweetalige dagopvang in het Nederlands en Limburgs. “In Friesland zijn ze in de jaren '90 begonnen met tweetalige voorschoolse educatie,” zegt ze. “Maar met veel meer financiële steun vanwege de deel III-erkenning. Twee jaar geleden zijn we op zes locaties begonnen met het aanpassen van het concept voor Limburg. Inmiddels zijn er nog zo'n 20 locaties bijgekomen of willen zich aansluiten, dus Zjuulke voorziet duidelijk in een behoefte.” Van Loo ziet dit als een overwinning voor het Limburgs.
“Ik hoop dat kinderen Limburgs gaan spreken tegen hun ouders, zodat het een actieve taal blijft en kan worden doorgegeven aan de volgende generatie.”
Esther van LooKan Zjuulke het Limburgs redden voor de volgende generatie?
“Ik hoop dat kinderen Limburgs gaan spreken tegen hun ouders, zodat het een actieve taal blijft en kan worden doorgegeven aan de volgende generatie,” zegt Van Loo. “Het is een veelgehoorde klacht dat dit in de kinderopvang verloren gaat.” Cornips voegt eraan toe dat “uit onderzoek onder Europese minderheidstalen blijkt dat het ouders kan traumatiseren om hun kinderen de taal te zien verliezen waarin de band tussen ouder en kind is gevormd. Het voelt voor hen alsof het kind de navelstreng doorknipt.”
De meest gebruikte methode voor een tweetalige opvoeding is ‘één gezicht, één taal’; dat wil zeggen dat de ene opvoeder altijd alleen Nederlands spreekt en de andere alleen Limburgs. Dit is waarschijnlijk de beste en meest intuïtieve oplossing voor tweetalige gezinnen en dus ook in de tweetalige opvang. “Het is soms spannend voor de opvoeders,” vat Van Loo de tot nu toe verzamelde ervaringen samen, “omdat ze bang zijn dat kinderen hen niet begrijpen als ze thuis geen Limburgs spreken. Maar de kinderen hebben hier geen enkel probleem mee, wat we al wisten uit veel onderzoek uit andere contexten.”
Een alternatieve methode is dat taal tijd- en contextafhankelijk is. “Dus bepaalde activiteiten vinden altijd plaats in de ene of de andere taal. Maar je moet hierbij wel oppassen dat er geen hiërarchie tussen de talen ontstaat, dus geven we de voorkeur aan de eerste methode,” legt Van Loo uit. Cornips wijst erop dat, terwijl sommigen misschien volhouden dat het gebruik van het Nederlands inclusief is, het in een regio als Limburg kinderen juist kan buitensluiten, omdat ze geen deel uitmaken van de (intieme) groep dialectsprekers die bestaat uit zowel leerkrachten als kinderen.
Onderzoek van maatschappelijk belang voor de regio
Cornips en Van Loo zijn initiatiefnemers van ‘Levende Talen Limburgs’, een vereniging van taaldocenten en zijn beiden betrokken bij ‘Het Hoes veur ’t Limburgs’, een expertisecentrum voor de taal. Het Hoes was onder leiding van Van Loo de drijvende kracht achter Zjuulke en is nu een samenwerking aangegaan met Zuyd Hogeschool, om onderzoek te doen in zes tweetalige dagopvanglocaties in Heerlen, Maastricht en Born, met voornamelijk kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar. Dit omvat observerend onderzoek in de klas, maar ook interviews met opvoeders, ouders en bestuurders. Het doel is om de effectieve mechanismen, toegevoegde waarde en potentiële impact van Zjuulke te onderzoeken.
Beiden zijn het erover eens dat dit een geweldig huwelijk is tussen onderzoek en praktijk. “Aan de ene kant heb je onderzoekers en aan de andere kant mensen met een passie voor de taal, maar die soms een beetje chauvinistisch kunnen overkomen en misschien gedateerde opvattingen hebben over bijvoorbeeld taalverwerving,” legt Van Loo uit. “Onderzoekers als Leonie hebben echt hun best gedaan om die kloof te overbruggen.”
Cornips' publieksactiviteiten omvatten een column in de regionale krant De Limburger en talloze lezingen voor maatschappelijke organisaties. Als co-creatie van de wetenschap, het onderwijs en maatschappelijke organisaties richt dit onderzoek zich op een cruciaal aspect van regionale identiteit. “De UM is sterk geworteld in de regio en hier zie je het concrete nut van onderzoek in praktijksituaties. Het helpt bij de implementatie van tweetalig onderwijs. We zullen een continue feedbackloop in het leven roepen om ervoor te zorgen dat we nieuwe ontwikkelingen kunnen bestuderen, zodat het onderwijs voortdurend verbeterd kan worden.”
Waarom dialecten belangrijk zijn
Hoewel het wetenschappelijk fascinerend is, is meertaligheid niet exotisch maar eigenlijk de norm. Maastricht is een voorbeeld van hoe, om historische en geografische redenen, meertaligheid de standaard is; dit varieert van Limburgs en Nederlands tot Duits en Frans, en meer recentelijk Engels. En tegen degenen die vinden dat Limburg zich op de laatste drie moet richten omdat ze economisch relevanter zijn, zou je kunnen zeggen dat een vitale gemeenschap van dialectsprekers levensvreugde met zich meebrengt, een gevoel van thuis, van verbondenheid en van identiteit – allemaal zaken die je helaas moeilijk in economische termen kunt uitdrukken.
“We hebben misschien nog veel thuistaalsprekers van het Limburgs, maar er is een snelle ontwikkeling waarneembaar richting kinderen die het niet meer spreken,” zegt Cornips tot besluit. “We hebben al een paar generaties verloren en als we het Limburgs nieuw leven willen inblazen, hebben we niet veel tijd meer.”
Tekst: Florian Raith
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het Hoes veur 't Limburgs, MIK & PIW Groep, de Innovatiewerkplaats, Peuteropvang Heerlen en Zuyd Hogeschool werken samen aan een onderzoek rond het ‘Zjuulke’- project.

Lees ook
-
Alumna Angela Stoof: De zachte kracht van perspectief
Angela Stoof brengt hoop en menselijkheid in vaste systemen, met psychologie, spiritualiteit en verhalen als basis voor betekenisvolle verandering.
-
Universiteiten presenteren zelfregieplan internationale instroom studenten
Op woensdag 16 april presenteren de Nederlandse universiteiten hun gezamenlijke zelfregieplan op het gebied van internationalisering.
-
Eredoctoraat voor Liesbeth Lijnzaad toegekend door Aalborg University
Prof.dr. Liesbeth Lijnzaad, bijzonder hoogleraar Praktijk van het Internationale Recht aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid heeft op 4 april jl. een eredoctoraat ontvangen van Aalborg University (AAU) in Denemarken.