Publieke voorkeuren voor COVID-19 vaccin prioritering

Wie krijgt het COVID-19 vaccin eerst?

Mensen met onderliggende medische aandoeningen, 'essentiële' beroepen en mensen die het virus makkelijk verspreiden moeten eerst worden gevaccineerd. Dat blijkt uit een onderzoek onder 2000 Belgen. Een grote meerderheid van de deelnemers (78%) gaf ook aan dat wetenschappers zouden moeten beslissen wie het eerst gevaccineerd wordt. De resultaten van deze studie werden openbaar gemaakt op de website van CEPR - Covid Economics, maar doorliepen nog geen volledige peer review.

De kans is groot dat er binnenkort een veilig en effectief COVID-19 vaccin op de markt komt. Beleidsmakers op nationaal en internationaal niveau ontwikkelen momenteel strategieën voor het ‘prioriteren’ van vaccins. Welke strategie uiteindelijk ook wordt gekozen, het is belangrijk dat de publieke opinie ‘mee’ is met het COVID-19 vaccinatiebeleid. Hoe de publieke opinie hierover denkt is echter onbekend.

Rangschikking van acht mogelijke strategieën

Jeroen Luyten (KU Leuven), Sandy Tubeuf (UC Leuven), beiden professor gezondheidseconomie, en Roselinde Kessels (Universiteit Maastricht), professor gezondheidseconometrie, hebben een 'best-worst ranking'-oefening en een 'discrete keuze-experiment' uitgevoerd op een representatieve steekproef van 2000 Belgen (18-80 jaar) om zo te weten te komen wat zij rechtvaardige COVID-19 vaccinprioriteiten vinden voor de hele bevolking.

In de 'best-worst ranking' oefening vroegen ze de mensen om 8 mogelijke strategieën te rangschikken van 'meest geschikt' tot 'minst geschikt'. Deze strategieën waren: voorrang geven aan (1) degenen met onderliggende medische aandoeningen, (2) de ouderen, (3) de grootste virusverspreiders, (4) werkende mensen, (5) essentiële beroepen, (6) niemand krijgt voorrang (willekeurige toewijzing zoals in een loterij), (7) de snelste beslissers ('first-come, first-served') en (8) de hoogste bieders (een markt).

"De deelnemers aan onze studie vonden dat drie subgroepen eerst zouden moeten gevaccineerd worden", legt professor Tubeuf uit. "Ten eerste mensen met reeds bestaande aandoeningen, ten tweede mensen in een essentieel beroep, en ten derde de personen die ouder zijn dan 60 jaar."

Essentiële beroepen op de tweede plaats

In het keuze-experiment moesten de deelnemers telkens kiezen tussen twee concrete personen die concurreerden voor hetzelfde vaccin: wie zou voorrang moeten krijgen? De personen werden beschreven aan de hand van vijf kenmerken:

(1) hun leeftijd;
(2) of hun beroep een "essentieel" was (gezondheidswerker, politie, brandweer, enz.);
(3) of zij onderliggende ziekten hadden die hen kwetsbaar maakten voor ernstige COVID-19 complicaties of sterfte;
(4) hoe groot de economische impact of de kosten voor de samenleving zouden zijn vanwege hun ziekte (0€, 100€, 1000€ per ziektedag);
(5) hoeveel andere mensen ze waarschijnlijk zouden besmetten (1 of 10 mensen).

De deelnemers maakten in totaal 20 000 keuzes. De onderzoekers konden daaruit indirect afleiden hoe hard elk van de vijf kenmerken doorwoog bij het toewijzen van het vaccin.

"In dit experiment verdeelden de respondenten zich in twee groepen", onthult professor Kessels. "Terwijl beide groepen op de tweede plaats essentiële beroepen wilden vaccineren, wilde groep één zich vooral richten op virusverspreiders, terwijl groep twee prioriteit wilde geven aan mensen met een onderliggende medische aandoening". 60-plussers of mensen met een economisch belangrijke functie, kwamen in dit experiment niet naar boven als prioritair te vaccineren.

"De leden van groep twee (die prioriteit geven aan de zieken) kwamen eerder uit Nederlandstalige delen van België, waren eerder geneigd om zich te laten vaccineren tegen COVID-19, waren minder overtuigd dat de bevolking zelf de prioritaire beslissing moest nemen en waren vaker tewerkgesteld dan de leden van groep één", zegt professor Luyten.

De keuzes van de deelnemers aan dit onderzoek werden niet gedreven door eigenbelang. Leeftijd of sociaaleconomische status (beroep, financiële situatie, opleidingsniveau) bleken immers niet gelinkt aan het behoren tot één van beide groepen.

Succesvolle vaccinatiecampagne

Professor Luyten voegt toe: "Interessant is dat 78% van de respondenten aangaf dat wetenschappers zouden moeten beslissen wie eerst te vaccineren, niet de overheid (10%) of de bevolking (12%)".

Er zijn vele redenen waarom het belangrijk is om te begrijpen hoe de bevolking denkt over een eerlijke prioritering van COVID-19 vaccins. Eén daarvan is dat het belangrijk zal zijn voor een succesvolle vaccinatiecampagne.

Lees ook