Doctoraatonderzoek naar belastingvoordelen van de grensoverschrijdende economisch actieve EU-persoon

In juli 2017 werd het doctoraatsonderzoek van dr. Hannelore Niesten afgerond. Bij haar verdediging op 12 juli jl. deelde dr. Niesten de resultaten van haar onderzoek en bracht zij aanbevelingen naar voren. Een van de aanbevelingen was een voorstel voor een nieuwe, alternatieve maatstaf voor de toekenning van persoonlijke en familiale belastingvoordelen voor grensoverschrijdende werknemers. Het dubbeldoctoraat van dr. Hannelore Niesten verliep onder het promotorschap van prof. dr. Elly Van de Velde (UHasselt) en mr. dr. Marjon Weerepas (Universiteit Maastricht / Expertisecentrum ITEM).

Korte samenvatting van het doctoraatsonderzoek “Belastingvoordelen van de grensoverschrijdende economisch actieve EU-persoon”

Werken over de grens brengt de nodige belemmeringen met zich mee, zeker op het vlak van de (para)fiscale rechtspositie, en de belastingvoordelen van de grensoverschrijdende economisch actieve EU-persoon. Vanuit de prominente fiscale belemmeringen geredeneerd, werden op internationaal, Europees en nationaal niveau verdergaande stappen voorgesteld.

Wat betreft de fiscale belemmeringen aangaande de (para)fiscale rechtspositie van de grensoverschrijdende EU-persoon, doen zich belemmeringen voor onder meer met betrekking tot 1) de vaststelling van de fiscale woonplaats, 2) de betaling van socialezekerheidsbijdragen onder de socialezekerheidswetgeving van een lidstaat en anderzijds sociale belastingen onder de fiscale wetgeving van een andere lidstaat en 3) de moeilijke voorkoming van dubbele belasting dat ertoe kan leiden dat een deel van de belastingvoordelen verloren gaat.        

Ten eerste werd vastgesteld dat elke lidstaat een eigen invulling geeft aan het – fiscaal belangrijke – begrip van de fiscale woonplaats. In principe mag de staat waar de woonplaats gevestigd is, belastingen over het wereldinkomen heffen. Maar door die verschillende invulling van de fiscale woonplaats, kan hij ook in twee lidstaten worden aangemerkt als ‘fiscaal inwoner’. Bovendien huren mensen die over de grens werken, daar soms een huis of appartement. Daardoor dreigt hij dus twéé keer belasting te moeten betalen. De bilaterale tie-breaker-regels functioneren niet in alle gevallen naar behoren. Een autonome, uniforme definitie van het fiscale woonplaats-begrip werd vooropgesteld, waarbij toenemend belang wordt gehecht aan de persoonlijke aanknopingspunten (duurzaam tehuis, fysieke aanwezigheid) en secundair economisch aanknopingspunten (professionele inkomsten, andere inkomsten).           

Ten tweede werd een pleidooi gehouden voor meer coördinatie tussen fiscaliteit en sociale zekerheid. Bij detachering bijvoorbeeld kan het zijn dat de werkstaat bevoegd is voor belastingheffing, terwijl de uitzendstaat voor de eerste 24 maanden bevoegd blijft voor de sociale zekerheid. Het toewijzen van de belastingheffing en de sociale zekerheid aan verschillende lidstaten kan onder meer een probleem bij de toenemende fiscaliteit van de sociale zekerheid. Hierdoor kan een natuurlijke persoon met grensoverschrijdende economisch actieve EU-persoon tweemaal (verkapte) belasting betalen.

Ten derde werd de impact van de voorkomingsmethode op het verkrijgen van belastingvoordelen bestudeerd. Bijzondere aandacht ging uit naar de Belgische aanrekeningswijze van de verhoging van de belastingvrije som bij de partner met het hoogste belastbare inkomen (voor gehuwden en wettelijke samenwonenden). Deze aanrekeningswijze kan ertoe leiden dat (een deel van de) belastingvoordelen voor kinderlast verloren gaat. Bepleit werd dat ook voor gehuwden en wettelijke samenwonenden, net zoals bij feitelijke samenwonenden, de belastingvoordelen aangerekend moeten worden bij de partner met het laagste belastbare inkomen, indien dit voordeliger voor hen is.

Wat betreft de belastingvoordelen van de grensoverschrijdende economisch actieve EU-persoon, was het belangrijk vast te stellen dat Europese regelgeving uitblijft. De meeste EU-lidstaten hebben voor niet-inwoners bijvoorbeeld een andere belastingregeling dan die voor inwoners. Iemand die in een andere lidstaat werkt dan die waarin hij/zij woont, kan dus geconfronteerd worden met een hogere belasting dan iemand die woont en werkt in hetzelfde land. Voor het doctoraatsonderzoek werd op zoek gegaan naar een nieuwe, alternatieve maatstaf voor de toekenning van persoonlijke en familiale belastingvoordelen, één die afwijkt van de heersende Schumacker-doctrine. In het baanbrekende Schumacker-arrest, uit 1995, oordeelde het Hof van Justitie dat een werkstaat énkel fiscale tegemoetkomingen moet geven wanneer een individu het grootste deel van zijn belastbaar inkomen ook daar verwerft én wanneer hij onvoldoende belastbaar inkomen heeft in de woonstaat om er ook belastingvoordelen te krijgen. Iemand die bijvoorbeeld 40 procent van zijn loon haalt uit een ander land – de werkstaat, dus – krijgt in Hannelore Niesten's voorstel van de fractionele belastingheffing echter ook 40 procent van de belastingvoordelen waarvoor hij in aanmerking komt, in dat land. Op fiscaal vlak ligt de soevereiniteit dan wel bij de EU-lidstaten, in individuele gevallen is het alternatief wel degelijk toepasbaar. Begin februari deed het EU-Hof van Justitie een uitspraak die héél dichtbij m’n alternatieve regeling lag (de zaak X; C-283/15).

Over Hannelore Niesten

Hannelore Niesten

Hannelore Niesten promoveerde op 12 juli met een dubbeldoctoraat aan de UHasselt en de Universiteit Maastricht. Ze studeerde Nederlands Recht en European Law aan de Universiteit Maastricht. Vervolgende studeerde ze de master Belgisch recht aan de UHasselt en de Manama Notariaat en de Manama Fiscaliteit aan de KULeuven. In het academiejaar 2017-2018 zal ze met een Fulbright-beurs postdoc onderzoek doen in de VS.

Lees ook