“Verwijsindex Risicojongeren geen succes”

De landelijke Verwijsindex Risicojongeren, een ICT-systeem dat in 2010 werd geïntroduceerd om risicokinderen vroegtijdig te signaleren en de samenwerking tussen diverse hulporganisaties te bevorderen, werkt niet naar verwachting en past niet in de dagelijkse praktijk van professionals in de jeugdhulpverlening. Het systeem werd ingevoerd naar aanleiding van het overlijden van enkele kinderen door mishandeling en huiselijk geweld waarbij verschillende hulpinstanties langs elkaar heen hadden gewerkt. Het proefschrift van Inge Lecluijze, waarop ze op 4 november hoopt te promoveren aan de Universiteit Maastricht, laat zien dat het voorschrijven van samenwerking in het jeugddomein via een ICT-systeem een complexe zaak is. “De implementatie is geen succes gebleken en volgens mij is het opnieuw ter discussie stellen van de Verwijsindex gerechtvaardigd.”

De Verwijsindex Risicojongeren werd vijf jaar geleden gepresenteerd als de ‘magic bullet’ voor problemen in de jeugdhulpverlening. Hulpverleners die zich zorgen maken over een kind of risico’s zien die de gezonde ontwikkeling bedreigen, plaatsen een ‘risicosignaal’ in het systeem. Zodra twee of meer hulpverleners dat voor hetzelfde kind doen, is er een ‘match’ en worden ze op de hoogte gebracht van elkaars betrokkenheid. In de praktijk blijken hulpverleners de term ‘risicokind’ echter verschillend te interpreteren en blijken ze slechts zelden een signaal in het systeem te plaatsen. “Hierdoor bevat de Verwijsindex een vreemde selectie van ‘risicokinderen’, met een onduidelijke betekenis en komt de signaleerfunctie van het instrument dus niet uit de verf”, aldus Inge Lecluijze. “De focus van beleidsmakers op risicosignalering beperkt niet alleen de professionele vrijheid en inschatting door professionals, maar veroorzaakt bij hen ook weerstand om de Verwijsindex te gebruiken.” Volgens de promovenda wijzen veel professionals om deze reden het gebruik af of werken er omheen.

Analyse

Uit haar analyse, die gebaseerd is op de introductie van de Verwijsindex in vier Nederlandse gemeenten met verschillend profiel, blijkt daarnaast dat een sterke focus op het voorschrijven van samenwerking via een technologisch script de aandacht afleidt van bestaande samenwerkingspraktijken in het jeugddomein. Volgens Lecluijze laat een sturende bestuurlijke aanpak onvoldoende onderhandelingsruimte, waardoor de mogelijkheden voor beleidsmakers en professionals om verbeteringen aan te brengen en slecht lopende processen bij te sturen, beperkt worden.
Tot nu toe meldt elke evaluatie van de Verwijsindex, op nationaal en lokaal niveau, dat er te weinig wordt gesignaleerd door professionals. Implementeren wordt volgens de promovenda zo niet beschouwd als interactief leerproces, maar als prestatieindicator (hoe meer risicokinderen gesignaleerd, hoe beter geïmplementeerd). “Mijn analyse laat zien dat de focus van beleidsmakers op sturing en snelle ‘implementatie’ valse hoop heeft gewekt en de Verwijsindex juist verhinderde om vaste voet aan de grond te krijgen.”

The wrong tool

Lecluijze concludeert dat de huidige Verwijsindex ‘the wrong tool for the job’ is. “Hij past niet in de dagelijkse praktijk van professionals en functioneert niet zoals verwacht. Daarmee versterkt hij niet de veerkracht van jeugdzorgpraktijken, integendeel hij verzwakt het veld.” Haar proefschrift biedt aanknopingspunten voor een alternatieve beleidsaanpak in de jeugdzorg. “Deze alternatieve aanpak moet de risico-regelreflex beheersen, reflexiviteit en collectief leren stimuleren en het leven van kinderen proberen te verbeteren zonder een naïef geloof in maakbaarheid uit te drukken.”

Het promotieonderzoek van Inge Lecluijze is een project van ZonMw binnen het programma Zorg voor Jeugd.

Lees ook