Wetenschapsagenda april 2012

“Treewidth; structural properties and algorithmic insights”

“Coping with mutant ubiquitin in health and neurodegenerative disease”

“Multimorbidity in general practice: Adverse health effects and innovative research strategies”

Dit proefschrift toont aan dat multimorbiditeit, het hebben van twee of meer ziektes tegelijkertijd, eerder regel dan uitzondering is in de huisartsenpraktijk. Multimorbiditeit blijkt gerelateerd aan negatieve gezondheidseffecten waaronder een permanente afname in fysieke gezondheid, geheugenklachten en cognitief functioneren. Tevens laat dit proefschrift zien dat multimorbiditeit niet verward dient te worden met andere ouderdomsconstructen zoals ‘frailty’ en ‘disability’; ieder construct vertoont zijn eigen risico op opname in een verzorgingstehuis en overlijden. Tot slot toont dit proefschrift aan dat innovatieve analyse methodes nieuwe en potentieel relevante medische patronen en verbanden kunnen identificeren in grote hoeveelheden medische data.

Trefwoorden:

multimorbiditeit, huisartsenpraktijk, gezondheidseffecten
 

“Peri- and extravascular inflammation: impact on Atherosclerosis”

“On the Economic and Strategic Implications of Science”

“Assessment of genetic variation as a predictor of smoking cessation success”

Kleine aangeboren varianten in zogenaamde rokengerelateerde genen beïnvloeden de effectiviteit van het stoppen met roken behandelingen.

In dit promotieonderzoek werden verschillende varianten gevonden die de mate van verslaving en stopkansen na behandeling met antidepressiva beïnvloeden. Deze kennis zal in de nabije toekomst kunnen leiden tot een genetische test om vooraf de meest effectieve behandeling voor het stoppen met roken bij individuele rokers te bepalen. Uit verder onderzoek blijkt dat rokers het belang zien van een dergelijke test, vooral als deze wordt aangeboden door hun huisarts. Huisartsen zijn ook geïnteresseerd in het aanbieden hiervan, maar vinden dat ze hiervoor onvoldoende tijd en kennis hebben.

Trefwoorden:

stoppen met roken behandelingen, aangeboren verschillen, genetische test

“Organizational Strategies, Firms’ Performance and Spatial Spillovers. The Canadian Case in Research and Development”

“Epicardial amiodarone therapy for atrial fibrillation”

Atriumfibrilleren is een veel voorkomende hartritmestoornis die de kans op beroerte en vroegtijdig overlijden verhoogt. Bij dit promotie-onderzoek is nagegaan of de behandeling van atriumfibrilleren te verbeteren is door het medicijn amiodaron rechtstreeks op het hart toe te dienen. De hogere medicijnconcentraties in het hart en de lagere concentraties in de rest van het lichaam zorgen zo voor een verhoogde werkzaamheid terwijl het risico op bijwerkingen vermindert. In het proefschrift worden verschillende methodes beschreven zoals het inspuiten van medicijnoplossingen in het hartzakje en het aanbrengen van (biologisch-afbreekbare) hydrogels en patches die medicijnen rechtstreeks kunnen afgeven aan het hart. Uit het onderzoek blijkt dat vooral deze laatste methode effectief is in het selectief onderdrukken van atriale ritmestoornissen terwijl de medicijnspiegels in de overige delen van het hart en het lichaam tot een minimum beperkt blijven.

Trefwoorden:

atriumfibrilleren, amiodaron, lokale toediening, hydrogel, patch

“De weg van nazorg naar voorzorg: Buiten de gebaande paden”

“The role of free fatty acids in ectopic lipid accumulation, insulin resistance and inflammation in humans”

“Bargaining and Judgment Aggregation”

“Computational analysis of β-adrenergic stimulation and its effects on cardiac ventricular electrophysiology”

Veel hart- en vaatziekten openbaren zich plotseling in de vorm van ritmestoornissen in de hartkamer die tot een hartstilstand kunnen leiden. Het autonoom zenuwstelsel speelt hierbij vaak een belangrijke rol, maar de exacte mechanismen die op celniveau bijdragen blijven onvolledig begrepen. In dit promotieonderzoek zijn computermodellen ontwikkeld om de effecten van ‚stress’ op de individuele kamerspiercel van het hart te onderzoeken. Met deze modellen zijn de elektrische veranderingen als gevolg van mutaties in ion kanalen en/of farmacologische interventies onderzocht. Samen met experimenteel onderzoek heeft dit geleid tot een beter inzicht in de cellulaire mechanismen van ‚stress’-geïnduceerde ritmestoornissen,  Deze informatie kan in de toekomst de basis vormen voor een betere op de persoon afgestemde behandeling.

Trefwoorden:

hartritmestoornissen, elektrofysiologie, computermodellen, systeembiologie

“Staphylococcus aureus biofilm”

De pathogene Staphylococcus aureus bacterie kan net als andere bacteriën in de bloedbaan terecht komen bij patiënten met een wond of bij het inbrengen van een intraveneuze katheter. In de bloedbaan kan de bacterie hechten aan lichaamsvreemde materialen zoals kunstkleppen of katheters. Bacteriën kunnen zich vervolgens inkapselen in een matrix (biofilm) van zelfgeproduceerd slijm en bloedcomponenten. De gevormde biofilm om de bacterie heen biedt bescherming tegen het eigen afweersysteem en tegen antibiotica. Bacteriën in een biofilm zijn moeilijk te doden en zijn verantwoordelijk voor regelmatig terugkerende infecties.

In dit onderzoek is gekeken naar het effect van rifampicine en andere antibiotica tegen biofilm en is onderzocht hoe biofilmvorming voorkomen kan worden. Een preventieve strategie is om kunstmaterialen te voorzien van een coating die zowel antimicrobiël als antitrombogeen is. Gebleken is dat het aanbrengen van zilver-heparine coatings een veelbelovende aanpak is.

Trefwoorden:

Staphylococcus aureus bacterie, biofilm, coating

“Skeletal muscle fatty acid handling in insulin resistance: the effect of dietary fatty acids”

Het metabool syndroom (MetS) is een cluster van risicofactoren (zoals hoge bloeddruk, een verstoorde lipidenbalans, insuline resistentie en obesitas) voor het ontwikkelen van type 2 diabetes (T2D) en hart- en vaatziekten. Insuline resistentie en centrale obesitas worden beschouwd als belangrijke factoren die ten grondslag liggen aan het MetS. Er is bewijs dat het type vet in de voeding de insuline gevoeligheid van de spier kan veranderen door de opslag en oxidatie van vetten in de spier te beïnvloeden. Dit proefschrift richt zich op de vetstofwisseling van de skeletspier in relatie tot insuline gevoeligheid en bestudeert het effect van de hoeveelheid en het type vet hierop. Het proefschrift bewijst dat verandering van de kwaliteit en de kwantiteit van vet in de voeding kan leiden tot een verbetering van de manier waarop de spier omgaat met vetten en dus een verbetering van insuline gevoeligheid. Maar de resultaten tonen ook  aan dat veranderingen in het dieet goed moeten worden afgestemd op het genetisch en metabool profiel van groepen van mensen.

Trefwoorden:

metabool syndroom, vetopslag, skeletspier, insulinegevoeligheid

“Models in official statistics”