Healthcare management

Nieuwe publicatie: Steeds meer netwerken in de zorg, maar het aantonen van hun effectiviteit is moeilijk

Het aantal netwerken in de zorg groeit. Hierin werken zorgverleners en –organisaties met elkaar samen.

Dat is hard nodig, omdat mensen steeds vaker verschillende soorten zorg tegelijkertijd nodig hebben. Maar of die netwerken ook effectief zijn, blijkt moeilijk te meten en wordt dus weinig hard gemaakt. En als mensen het gevoel hebben dat een netwerk niet effectief is, blijven ze er toch mee doorgaan. Deze conclusies trekt promovenda Robin Peeters in haar nieuwste onderzoek gepubliceerd in Social Science and Medicine.

Deze publicatie heeft de naam Getting our hopes up: How actors perceive network effectiveness and why it matters. Robin Peeters werkte in dit onderzoek samen met onderzoekers Daan Westra, Arno van Raak en Dirk Ruwaard, allen verbonden aan de AWDZ.

Meten is moeilijk

In dit onderzoek werden 32 interviews gehouden met netwerkleden van onder andere Alliantie Santé, en vertegenwoordigers van landelijke beleidsorganisaties zoals het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Ook observeerden de onderzoekers bijeenkomsten van netwerken en ze haalden informatie uit 1272 pagina’s aan documenten, zoals notities van netwerkbijeenkomsten en beleidsdocumenten. Uit al deze data blijkt dat mensen die deelnemen aan een netwerk graag willen meten of het netwerk ook zijn doelen behaalt. Ze zijn bijvoorbeeld benieuwd naar de invloed van het netwerk op kosten en kwaliteit van zorg. Maar dit wordt maar zelden gedaan. Goede manieren om doelen van een netwerk te meten zijn er (nog) niet. Ook duurt het lang, vaak meerdere jaren, voordat netwerken echt tot positieve resultaten leiden. Bovendien is het moeilijk om hard te maken dat bepaalde uitkomsten echt door het netwerk - en niet door iets anders - veranderen.

Druk van buiten om te netwerken

Bij gebrek aan harde bewijzen dat een netwerk iets oplevert, gaan mensen af op een gevoel dat ze hebben bij de (verwachte) waarde van een netwerk. Maar een slecht gevoel bij een netwerk zet mensen er niet toe aan om hun twijfels openlijk te bespreken of uit het netwerk te stappen. Mensen ervaren namelijk druk vanuit buitenaf om het netwerk voort te zetten. Ze voelen dat er een ‘cultuur van samenwerking’ bestaat en niet meedoen aan die cultuur kan hen als organisatie buitensluiten of in een slechtere positie zetten.

Wat nu?

Is dit onderzoek reden om minder te 'netwerken'? Het ontbreekt immers aan overtuigend bewijs dat alle inspanningen om goed samen te werken zich ook echt uitbetalen. Volgens de onderzoekers niet. Netwerken zijn wel degelijk veelbelovend om de zorg voor de toekomst te waarborgen. Maar er moet wel meer aandacht komen voor het meten, monitoren en verbeteren van de prestaties van netwerken. Daar kunnen netwerkleden zelf meer aandacht voor hebben, maar hier ligt ook een taak voor de overheid en beleidsorganisaties. In plaats van het aansturen op méér netwerken, is het vooral zaak om in te zetten op de ontwikkeling en monitoring van (bestaande) netwerken.