Deze lezing maakt deel uit van de collegereeks'de mijnen', die reeds gestart is op 7 oktober. 

Deze lezing over het 'Koelhollendsj' in Heerlen zal uit drie delen bestaan en is geheel verweven met het optreden van de Getske Boys die improviseren en zingen in het 'Huillands'. 

In het eerste deel bespreekt Cornips hoe en waarom het 'Koelhollendsj' in Heerlen ontstaan is. Ze besteedt aandacht aan taalkundige kenmerken: waarom gebruikt men nu nog steeds op een andere wijze de talige vorm ‘zich’ dan in het westelijk Nederlands? 

Vervolgens presenteert ze verhalen die ex-mijnwerkers en beambten aan elkaar verteld hebben over het leven onder- en bovengronds en na de sluiting van de mijnen. 

Tot slot laat Cornips zien dat het 'Koelhollendsj' in populaire cultuur springlevend is en met name in carnavaleske praktijken.

De Getske Boys uit Heerlen spreken en zingen in een overdreven vorm van dit 'Koelhollendsj'. Dit 'Huillands' is ontstaan in de vroegere mijn-koloniën, waar een mengelmoes aan nationaliteiten woonde en is uitermate geschikt voor parodie. De Boys komen uit de volksbuurt. Ze hebben een grote bek maar een klein hartje en veel humor.