Borstvoeding

Het KOALA-onderzoek toonde dat borstvoeding een zwakke bescherming bood tegen eczeem en een sterke bescherming tegen wheezeklachten. Er was geen effect op allergische sensibilisatie. Anders dan verwacht ging late introductie van melk en bijvoeding niet gepaard met minder eczeem en allergie, eerder méér. De resultaten suggereren dat beginnen met bijvoeden tijdens de borstvoedingsperiode het kind helpt bij het wennen van aan nieuwe voedingsmiddelen, en daarmee tegengaat dat voedselallergie ontstaat.

De samenstelling van de moedermelk werd bekeken van ruim 300 moeders die een beetje moedermelk afstonden voor onderzoek. Daarin werden de gehaltes bepaald van bepaalde immuunstoffen en van vetzuren. Het gehalte van oplosbare CD14 (sCD14) in moedermelk verschilde enigszins tussen moeders met en zonder atopische aanleg. We vonden hiervoor echter geen genetische basis, en de bescherming van borstvoeding voor atopie bij het kind was onafhankelijk van sCD14 of andere immuunfactoren (TGF-beta-1, IL-12).

Vetzuren bleken een grotere invloed te hebben op de kans op eczeem en allergische gevoeligheid. Er lijkt dus vooral gezondheidswinst te behalen door het verbeteren van de essentiële vetzuurstatus van alle zwangeren en zogende moeders. We vonden dat de vetzuurstatus zowel afhangt van de genetische constitutie van de moeder (variaties in de FADS genen), als van de voeding (met name de inname van vis en zuivel).

Borstvoeding had een duidelijk gunstige invloed op de samenstelling van de darmflora, waaronder minder kolonisatie met de E coli bacterie, en Clostridium difficile, een bacterie die vooral veel voorkomt bij kinderen die in het ziekenhuis zijn geboren. We vonden dat antibioticagebruik door het kind, maar ook door de moeder tijdens de borstvoeding, gepaard ging met een hoger risico op wheezeklachten bij het kind. Deze resultaten werpen nieuw licht op de plaats van darmflora bij de bescherming van borstvoeding tegen atopische aandoeningen. Borstvoeding beschermde ook tegen infectie met rotavirus (een belangrijke verwekker van diarree bij zuigelingen).

In de bewaarde moedermelkmonsters kunnen nog stoffen worden bepaald met moderne technieken die ten tijde van de afname van de monsters niet beschikbaar waren. Een voorbeeld zijn complexe suikers (oligosacchariden) waarvan momenteel wordt bekeken welke invloed ze hebben op de darmmicrobiota en gezondheid van het kind.

Vorige pagina