Ja-tenzij systeem voor orgaandonatie geen garantie voor minder sterfgevallen onder orgaanpatiënten

Een ja-tenzij systeem voor orgaandonatie, waarbij je orgaandonor bent tenzij je aangeeft dat je niet wilt, leidt niet automatisch tot minder sterfgevallen onder orgaanpatiënten. De positieve verwachtingen hieromtrent moeten wellicht bijgesteld worden. Zo blijkt uit onderzoek door Bart Golsteyn en Annelore Verhagen, economen aan de School of Business and Economics van de Universiteit Maastricht.

Ja, tenzij’

Nederland is onlangs, net als veel andere Europese landen, overgestapt op een zogenaamd ‘ja, tenzij’, ofwel een geen-bezwaar systeem voor orgaandonatie. Dit betekent dat alle inwoners automatisch orgaandonor zijn bij overlijden, tenzij men ervoor kiest om uitgeschreven te worden uit het donor registratiesysteem. In landen met zo’n toestemmingssysteem is het aantal transplantaties met organen van overleden donoren beduidend groter dan in landen met een bezwaarsysteem, waarbij mensen zichzelf moeten aanmelden als donor. De verwachting is dat dit leidt tot minder sterfgevallen onder orgaanpatiënten, maar het onderzoek van Golsteyn en Verhagen laat zien dat dit niet per definitie het geval is.

Verschil per type orgaan

“We hebben ontdekt dat er verschillen zijn per soort orgaan. Zo is het sterftecijfer van hartpatiënten inderdaad lager in landen met een geen-bezwaar systeem, waar het aantal harttransplantaties gemiddeld hoger ligt.” Aldus Golsteyn, hoogleraar Menselijk Kapitaal en Sociale Economie aan de UM. “Harttransplantaties zijn relatief zeldzaam, waardoor dit slechts minimaal kan bijdragen aan het totaal aantal geredde levens van orgaanpatiënten.” Meer dan de helft van alle transplantaties met overleden donoren zijn niertransplantaties, en een kwart zijn levertransplantaties. Harttransplantaties maken minder dan 10 procent uit.

Het verschil tussen toestemmingssystemen voor wat betreft het aantal transplantaties van overleden donoren is het grootst voor niertransplantaties. Verhagen, promovenda aan de UM: “Landen met een geen-bezwaar systeem voeren aanzienlijk meer niertransplantaties uit met organen van overleden donoren dan landen met een bezwaarsysteem. Dat geeft voor veel landen de doorslag om een geen-bezwaar systeem in te voeren, hopende zodoende het sterftecijfer onder orgaanpatiënten te kunnen terugdringen. Ons onderzoek toont echter aan dat het sterftecijfer onder nierpatiënten nauwelijks verschilt tussen toestemmingssystemen. Dat betekent dat er blijkbaar geen een-op-een relatie is tussen het aantal niertransplantaties van overleden donoren en het sterftecijfer onder nierpatiënten”.

Andere factoren spelen een rol

Een mogelijke verklaring voor deze resultaten is dat een geen-bezwaar systeem niet alleen een prikkel is voor mensen om na overlijden orgaandonor te worden, maar dat het onbedoeld ook andere prikkels oplevert. Golsteyn en Verhagen laten zien dat er in landen met een geen-bezwaar systeem aanzienlijk minder nierdonaties bij leven zijn. “Dit zou kunnen komen doordat er in deze landen meer nieren van overleden donoren beschikbaar zijn”, aldus Verhagen. “Het afstaan van een nier bij leven kan ingrijpend zijn voor de potentiële donor, dus het valt te begrijpen dat hij of zij daar liever vanaf ziet als de kans groot is dat er snel een nier van een overleden donor beschikbaar komt. Daardoor is het totaal aantal niertransplantaties in landen met een geen-bezwaarsysteem echter wel kleiner dan verwacht, wat verklaart waarom we nauwelijks verschillen zien tussen toestemmingssystemen in het sterftecijfer onder nierpatiënten.”

Golsteyn: “Er is meer onderzoek nodig naar de manieren waarop toestemmingssystemen voor orgaandonatie sterftecijfers onder orgaanpatiënten beïnvloeden. We zouden bijvoorbeeld willen weten of landen met een geen-bezwaar systeem wellicht minder investeren in de ontwikkeling van medische technologieën die orgaanpatiënten langer in leven kunnen houden.”

Lees ook