“Waarom carnaval niet naar de zomer verplaatsen”

Christian Hoebe koos in 1988 vol overtuiging voor een studie Geneeskunde in Maastricht. Hij was en is een groot fan van Probleemgestuurd Onderwijs. “Als student geneeskunde ben ik nog te zien in een van de eerste televisiespotjes van de universiteit. Met mijn arm over een skelet geslagen, nodig ik iedereen uit om naar Maastricht te komen”, vertelt hij lachend. Hoebe, hoogleraar Sociale Geneeskunde en hoofd van de afdeling Infectieziektebestrijding van de GGD Zuid-Limburg over zijn liefde voor de sociale geneeskunde, zijn jeugd in Alkmaar en natuurlijk de bestrijding van het Covid-19 virus.

“Ik heb zo’n ongelofelijk goeie studietijd gehad. Maastricht gaf me elke dag het gevoel dat ik op vakantie was.” Christian Hoebe voelde zich als een ‘vis in de Maas’. Naast zijn studie was hij studentassistent bij de onderwijspoot van Geneeskunde, zat hij in de faculteitsraad en in het bestuur van de studieverenigingen Reflex en KoBeraad.
Hoebe is geboren en getogen in Alkmaar. Hij was wat je noemt ‘een ongelukje’. Zijn vader was 24 en zijn moeder 22 toen ze zwanger raakte. “Mijn grootouders van vaderskant woonden in een groot huis. Beneden hadden ze een dansschool gehad, daar konden wij intrekken. Twee jaar later werd mijn zusje geboren. Mijn ooms en tantes, die toen nog jong waren, woonden nog thuis, dus het was een groot familiegebeuren. Als eerste kleinzoon en stamhouder was ik zeer welkom. Die eerste jaren ben ik mede opgevoed door mijn opa en oma. Aan die jaren bewaar ik goede herinneringen.”
Zijn vader, een workaholic, was financial controller en zat in de directie van een grote hypotheekbank. “Ik was achttien toen hij verongelukte. Ik zat in mijn eindexamenjaar VWO; het was moeilijk maar ik heb het jaar toch kunnen afmaken. Ik wilde gaan studeren, ook al bleven mijn moeder en zusje daardoor plots nog maar met z’n tweetjes over.”
 

Annelotte Huiskes (text), Arjen Schmitz (photography)
hoebe

Uiteindelijk kiest hij, na een verkeerde keuze voor elektrotechniek in Delft en militaire dienst, heel bewust voor Geneeskunde en PGO in Maastricht. “Dat dit ver weg van Alkmaar was, was voor mijn moeder zeker niet makkelijk maar ik vond dat mijn leven door moest gaan.” Doordat zijn vader weinig thuis was, heeft hij niet veel herinneringen aan hem. “Het is ook al lang geleden. Mijn interesse voor dieren en planten heb ik van hem. We hadden een grote tuin waarvoor hij alle bomen had uitgezocht. Daar herken ik wel wat in. Mijn hobby is mountainbiken in het fantastische heuvelland. Dat is mijn achtertuin, even mijn hoofd leegfietsen en dan kan ik je alles vertellen over de vogels en planten die ik tegenkom.”

Puzzels oplossen

Na zijn studie Geneeskunde koos hij voor de specialisatie sociale geneeskunde. Dat had alles te maken met zijn laatste coschap bij de GGD. “Ik deed er onderzoek naar de bijwerkingen van malariamedicijnen en kwam zo voor het eerst in contact met infectieziekten. Ik vond de puzzeltjes die je bij epidemieën moet oplossen meteen superinteressant; wie krijgt het, hoe verspreidt het zich? In het curriculum van Geneeskunde was destijds niet veel aandacht voor infectieziekten. We dachten toen allemaal: ‘Die infectieziekten zijn voorbij. We hebben vaccins, antibiotica en virale middelen dus daar hoeven we niet veel tijd aan te besteden.’ Dat was in 1995. Hoebe kon bij de GGD blijven en begon aan de opleiding arts Maatschappij en Gezondheid in Utrecht. Van het een kwam het ander. Hij schreef over casussen uit de praktijk, zoals o.a. een hepatitis-A epidemie op een basisschool in Heerlen en gerelateerde legionella overlijdens in een revalidatiekliniek, en dat leidde tot publicaties in goede wetenschappelijke tijdschriften. “Daar had ik zoveel plezier in dat ik op een gegeven moment dacht: Het moet mogelijk zijn om te promoveren. Bij de GGD’s bestond toen nog helemaal geen cultuur van wetenschappelijk onderzoek doen, laat staan promoveren. Ik denk dat ik een van de eersten van mijn opleiding ben, die gepromoveerd is.” Hij promoveerde bij Roel Coutinho, de voorganger van Jaap van Dissel bij het RIVM. Met een pak artikelen onder de arm zocht hij hem op in Amsterdam. Coutinho was onder de indruk en een half jaar later promoveerde Hoebe op infectieziekten en outbreakmanagement..

Detectives onder de artsen

Als begin maart in Nederland de coronacrisis uitbreekt, blijkt de expertise van sociaal geneeskundigen heel belangrijk te zijn. Maar er zijn er te weinig, vindt Hoebe.  “Ik schat dat er nog geen 150 artsen infectieziekten zijn en die zitten allemaal bij het RIVM of de GGD. Van oudsher wordt de sociale geneeskunde in de medische wereld niet helemaal voor vol aangezien. Specialist zijn heeft meer prestige en verdient beter. Maar wij zijn de detectives onder de artsen. Deze pandemie is een goede wake up call, misschien dat nu meer artsen in opleiding hiervoor zullen kiezen.”

Hoebe

Het combineren van de academische wereld met de praktijk van de GGD is voor hem van onschatbare waarde. “Toen ik de kans kreeg om hoogleraar te worden kon ik maatschappelijke vragen uit de praktijk wetenschappelijk gaan bestuderen. Hierdoor maken de GGD en universiteit stappen die ze los van elkaar niet zouden kunnen zetten. Zo ontdekten wij dat vrouwen met chlamydia niet alleen vaginaal maar vaak ook anaal geïnfecteerd zijn. Dat vraagt om een andere behandeling. Voorheen gebeurde het dus dat vrouwen dachten ervan af te zijn, terwijl dat niet zo was. Nu met corona creëert de samenwerking tussen GGD en universiteit ook kansen: afgelopen augustus hebben we een miljoen euro aan Interreg-subsidie gekregen voor een studie naar het vóórkomen van corona in Zuid-Limburg, Duitsland en België en het effect van de verschillende maatregelen. We zullen in het komende jaar 30.000 mensen in twee rondes uitnodigen. Begin volgend jaar hopen we de eerste resultaten te hebben. Doordat we inmiddels vele jaren euregionaal samenwerken, kunnen we hier nu verder op bouwen.”

Voldoende testmateriaal en mankracht in Limburg

Hij is trots op ‘zijn’ GGD en op zijn vakgebied, dat moge duidelijk zijn. Onder zijn leiding is de afdeling Seksuele Gezondheid, Infectieziekten en Milieu de afgelopen jaren gegroeid van 40 naar 70 man. “Testen, en bron- en contact-onderzoek zijn op dit moment twee van de belangrijkste wapens in de strijd tegen Covid-19. Het is jammer dat op dit moment niet alle GGD’s over voldoende mankracht beschikken om aan de vraag te voldoen. Bij ons is daar vooralsnog geen sprake van: wij hebben de organisatie op orde. Het track and trace beleid loopt hier geen gevaar. Dat is mede gelukt  door de korte lijntjes tussen de GGD en de UM: Alle testen worden verricht door het lab van de afdeling Microbiologie, waaraan ik binnen het universiteitsziekenhuis verbonden ben. Dankzij onze jarenlange samenwerking kunnen we snel en veel testen. We hebben bovendien, net als op Schiphol, een pilot opgezet om internationale studenten uit oranje en rode gebieden te testen. Het bestrijden van de corona-pandemie is een immense opdracht voor de GGD’s.”  

Besmettingen onder studenten

Hoebe is van mening dat de UM de crisis goed opgepakt heeft. “Ze is meteen serieus aan de slag gegaan met maatregelen om verspreiding te voorkomen. Soms bijna te streng wat mij betreft. Dan denk ik bijvoorbeeld aan hoeveel mensen er in gebouwen aanwezig mogen zijn. Weinig mensen is natuurlijk goed om verspreiding van het virus tegen te gaan, maar voor sommige medewerkers of studenten is thuiswerken of online onderwijs moeilijk vol te houden. Dat blijft een lastige afweging. Wat ik heel goed vind, is dat er veel gecommuniceerd is via updates, mails enzovoort.” Toch raakten rond de start van het academisch jaar tientallen studenten besmet, vooral in privésfeer. Wat kan de UM daaraan doen? “Er is extra getest en bron- en contactonderzoek gedaan en er is een campagne opgezet om studenten bewust te maken van het belang van de maatregelen. Vervolgens kun je niet veel meer doen dan ze erop wijzen dat ze zelf ook flink ziek kunnen worden en anderen kunnen besmetten. Voor iedereen geldt: discipline en volhouden. Dat is geen aantrekkelijke boodschap, maar wij zijn slechts de boodschapper, het virus is wat ons nekt.”  

Het nieuwe normaal

Hoe lang, denkt hij, gaat het duren voordat er een vaccin is? En hoe ziet de wereld er dan uit? “Ik denk dat sommige veranderingen structureel zullen zijn, zoals meer online vergaderen, omdat dat een hoop (reis)tijd scheelt. Je kunt je ook afvragen of we eigenlijk wel carnaval moeten blijven vieren aan het begin van het voorjaar met meer kans op infectieziekten. Zo heeft Carnaval waarschijnlijk ook een rol gespeeld in de verspreiding van het coronavirus. Ik weet dat dat vloeken in de kerk is maar gezondheidstechnisch gezien is het beter om het in de zomer te doen.  En zo is het misschien ook beter om het verbod op handen schudden in de gezondheidszorg te handhaven, want dan verspreiden infecties zich toch moeilijker. Maar privé willen we dat natuurlijk niet. We zijn sociale dieren en vinden die 1,5 meter verschrikkelijk. Ik ook. Je wilt iemand een knuffel kunnen geven, je wilt contact. Daar moeten we uiteindelijk gewoon naar terug. We zijn waarschijnlijk een jaar verder voordat we in Nederland gevaccineerd zijn. Zelfs als we hier over een jaar zover zijn, dan geldt dat nog niet voor de hele wereld. We zullen geduld en een lange adem nodig hebben. Daar zit ook mijn zorg: redden we dat?”