Blog van de decaan aflevering 8: ‘beter onderwijs’ en taal

door: in Rechtsgeleerdheid
Buiten

De internationalisering van het hoger onderwijs staat onder druk. De juridische opleiding is een voorbeeld van succesvol taalbeleid: juristen kunnen, afhankelijk van de inhoud van de opleiding, zowel in het Nederlands als in het Engels worden opgeleid.

Het kan niemand zijn ontgaan: de internationalisering van het hoger onderwijs staat onder druk. Het meest recente offensief tegen de toename van buitenlandse studenten en Engelstaligheid aan Nederlandse universiteiten is de juridische procedure die de vereniging ‘Beter Onderwijs Nederland’ (BON) heeft aangespannen tegen onder meer de Universiteit Maastricht. Het belangrijkste inhoudelijke argument van BON is dat Engelstaligheid slecht zou zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Het College van Bestuur van de UM heeft daarop terecht onderstreept wat het belang is van een internationale universiteit, de argumenten daarvoor nog eens herhaald, en aangegeven vast te zullen houden aan de ingezette koers. Dat betekent onder meer dat steeds een bewuste keuze wordt gemaakt voor de taal waarin een opleiding wordt aangeboden.

Ik vind onze eigen faculteit een mooi voorbeeld van hoe dit beleid in de praktijk uitwerkt. Het heeft uiteraard geen enkele zin om Nederlands recht in het Engels te doceren. Dat doen we dan ook niet. De studie van het Burgerlijk Wetboek of Wetboek van Strafrecht kan niet zonder de nuances die eigen zijn aan de nationale rechtstaal, net zo min als de studie van Vondel en Reve op vruchtbare wijze in een andere taal dan het Nederlands kan plaatsvinden. Dat heeft ook te maken met de arbeidsmarkt waar onze alumni Nederlands recht (en veel van onze alumni Fiscaal recht) terecht willen komen: zij kiezen voor beroepen waarin kennis van Nederlands recht en de vaardigheid om daarover in het Nederlands te debatteren essentieel zijn. Geheel anders is dit voor onze Engelstalige opleidingen zoals de European Law School en een deel van onze masters. Daar is de te bestuderen rechtsstof nu juist wel voor een deel Engelstalig en, voor zover dat niet het geval is, gericht op het vergelijken van verschillende rechtsstelsels. Dan ligt een keuze voor het Engels niet alleen voor de hand, maar draagt die juist bij aan de kwaliteit van de studie. Een keuze voor het Nederlands zou daar juist beperkend werken. Daar is meertaligheid dus een essentieel onderdeel van de International Classroom, niet om meer studenten te trekken (zoals BON ons wil doen geloven), maar om inhoudelijke redenen die de kwaliteit van het onderwijs vergroten.

De interessante vraag is wel of het (deels) bestuderen van het recht in een andere taal dan de taal waarin de bronnen zijn geschreven, niet leidt tot een ander type kennis en dus tot een ander type jurist. Het antwoord daarop luidt volgens mij bevestigend. Maar dat zegt niets over de kwaliteit van de opleiding of over de kwaliteit van de jurist die afstudeert.

  Meer blogs op Law Blogs Maastricht